Geschreven door
Erik Averdijk
april 2022
Dat de bestuursrechter niet alleen oog heeft voor de juridische kant van een zaak bewijst wel de uitspraak van 20 april 2022 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). In deze uitspraak stuurt de Afdeling duidelijk aan op het alternatief oplossen van een al jaren lopend conflict tussen twee buren. De kwestie is al meerdere keren voor de Afdeling geweest zonder dat dat tot een oplossing leidde.
Wat is er aan de hand?
In de gemeente Deurne (Noord-Brabant) staat in het buitengebied een veldschuur. Die schuur is in 1956 zonder bouwvergunning gebouwd en niet meer als veldschuur in gebruik. Hij wordt al sinds 1992 bewoond door een inmiddels hoogbejaard echtpaar. Dat gebruik is in het bestemmingsplan gelegaliseerd door middel van een persoonsgebonden overgangsrecht. Zowel het bejaarde echtpaar als de buren hebben over dat bestemmingsplan geprocedeerd. Omdat de veldschuur zonder bouwvergunning is gebouwd, is in 2017 voor die schuur een omgevingsvergunning verleend. Over die vergunning werd ook geprocedeerd. De beslissing op bezwaar in die zaak werd door de rechtbank vernietigd. De Afdeling bevestigde die uitspraak. Daarbij overwoog de Afdeling dat weliswaar een omgevingsvergunning is aangevraagd voor een veldschuur, maar dat uit het aanvraagformulier en de bijbehorende tekeningen bleek dat het gebouw geschikt zal zijn voor bewoning. Nu het bouwen van een woning ter plaatse niet is toegestaan, had het college in strijd met het bestemmingsplan een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning.
In 2019 wordt de aanvraag om omgevingsvergunning zodanig gewijzigd dat uit die aanvraag niet meer blijkt dat de veldschuur geschikt is voor bewoning. Zo staat in de gewijzigde aanvraag dat het gebouw gebruikt zal worden als veldschuur en zijn de woonvoorzieningen en de vlizotrap naar de zolder uit de bouwtekeningen verwijderd. Evident is echter dat het bejaarde echtpaar de veldschuur zal blijven bewonen. De rechtbank vernietigt daarom opnieuw de beslissing op bezwaar. Het beoogd gebruik is immers ‘wonen’. Er volgt hoger beroep dat eindigt in de uitspraak van 20 april 2022.
Oordeel Afdeling
Eerst volgt de standaardoverweging van de Afdeling: bij de toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan dient niet slechts te worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, maar dient mede te worden beoordeeld of het bouwwerk ook met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht. Dit houdt in dat een bouwwerk in strijd met de bestemming moet worden geoordeeld indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet.
De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het concrete beoogde gebruik van de schuur niet het gebruik als veldschuur, maar het gebruik als woning is. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het gebouw al jaren door het bejaarde echtpaar wordt bewoond. Bovendien heeft het echtpaar zowel bij de rechtbank als bij de Afdeling ter zitting verklaard dat de veldschuur nog steeds gebruikt zal gaan worden als woning. Dit betekent dat het bouwwerk zal worden gebruikt voor een ander doel dan waarin de bestemming voorziet. De Afdeling bevestigt op dit punt de uitspraak van de rechtbank, maar verklaart het beroep van het bejaarde echtpaar toch gegrond, omdat het college vergeten was om in de aanvraag om omgevingsvergunning tevens een verzoek tot toepassing van artikel 2.12 Wabo te lezen. Het college moet dus alsnog overwegen of het voor de veldschuur een vergunning wil verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van een woning.
De buren krijgen van de Afdeling ook een ‘hint’ mee. De Afdeling wijst hen er op dat zij het college kunnen vragen om op te treden tegen de zonder bouwvergunning gebouwde schuur. Het college moet dan in die handhavingsprocedure overwegen of aan de beginselplicht tot handhaving – gelet op de voorgeschiedenis en de bijzondere omstandigheden van het geval – in de weg staat dat handhaving tot zodanig onevenredige gevolgen voor [vergunninghouder] en zijn echtgenote leidt dat van handhaving moet worden afgezien.
Daar blijft het niet bij. De Afdeling stuurt vervolgens bij partijen en het college aan op alternatieve geschilbeslechting. Zij ziet daarbij een initiërende en leidende rol weggelegd voor het college. De in dat kader te maken afspraken zouden volgens de Afdeling onder meer in kunnen houden dat het college en het hoogbejaarde echtpaar aan de buren zekerheid bieden dat na beëindiging van de bewoning door het echtpaar, de veldschuur niet langer als woning kan worden gebruikt, bijvoorbeeld door verwijdering van alle woonvoorzieningen en een expliciete toezegging van het college dat tegen nieuwe bewoning handhavend zal worden opgetreden.
Conclusie
Of het tot deze afspraken komt, zal ook afhangen van de vraag welk besluit het college neemt op de aanvraag uit 2019. Hij moet op die aanvraag immers opnieuw beslissen. Het hangt ook af van de vraag of de buren een handhavingsverzoek tegen de zonder bouwvergunning gebouwde veldschuur indienen. Als er nieuwe besluiten volgen, dan zullen die ongetwijfeld weer bij de Afdeling komen. Of dat wenselijk is, is maar de vraag. Partijen zouden wel eens gebaad kunnen zijn bij afspraken die de Afdeling hen in deze uitspraak al voorhoudt.
Deze blog bevat algemene informatie en is niet gericht op specifieke, individuele gevallen. De informatie uit deze blog kan dan ook niet als juridisch advies worden gekwalificeerd.