Geschreven door
Erik Averdijk
mei 2022
Ruimtelijke ordening gaat over de vraag welke gewenste ontwikkeling op welke locatie kan. Dat wordt vastgelegd in het bestemmingsplan. Bij ruimtelijke ordening komt het geregeld voor dat twee ontwikkelingen elkaar in de weg zitten. Welke ontwikkeling gaat dan voor? In een zaak in de provincie Drenthe speelt die vraag. Een melkveehouderij wil uitbreiden, terwijl vlakbij die melkveehouderij ook een woonbestemming mogelijk wordt gemaakt. Voor de uitbreiding heeft de melkveehouder al in 2020 een vergunning aangevraagd. De melkveehouder is het niet eens met het bestemmingsplan en stapt naar de rechter. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft op 4 mei 2022 in haar uitspraak het antwoord.
De casus
Aan een perceel vlakbij de melkveehouderij wordt een woonbestemming toegekend. Door de woonbestemming gaat de woning tot de bebouwde kom behoren. De melkveehouder vindt dat hij door deze woonbestemming wordt beperkt in zijn bedrijfsvoering. Ook vindt hij dat hij door die bestemming niet meer kan uitbreiden. De afstand tussen de woonbestemming en de melkveehouderij wordt onder andere geregeld door het Activiteitenbesluit milieubeheer en door gemeentelijk beleid. Daardoor geldt een minimumafstand van 100 meter en die is er niet. Het gevolg daarvan is dat de melkveehouder niet meer de stal kan bouwen waarvoor hij een vergunning aangevraagd heeft. De melkveehouder stelt zich op het standpunt dat op de locatie van de woning een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ontstaat door de geurhinder. De geurhinder is volgens de melkveehouder vanuit milieuhygiënisch oogpunt niet wenselijk en niet wettelijk toegestaan.
De gemeenteraad verweert zich en stelt dat het om een voormalige agrarische bedrijfswoning gaat. Die wordt al sinds 2000 als burgerwoning gebruikt. Daarnaast zegt de gemeenteraad dat er meer woonbestemmingen dichtbij het melkveebedrijf liggen. De melkveehouder kan ook daardoor al niet meer uitbreiden. Van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat door geurhinder is dus geen sprake. Bovendien zijn er nooit klachten over geurhinder geweest en mag de melkveehouder om andere redenen het aantal dieren niet meer uitbreiden. De gemeenteraad zegt dus eigenlijk dat hij twijfelt of de melkveehouder werkelijk nog uitbreidingsplannen heeft.
Het oordeel
De Afdeling is het niet met de gemeenteraad eens. Duidelijk is dat de woning binnen de bebouwde kom ligt en dat daarom een afstand van 100 meter tot de melkveehouderij moet gelden. De gemeenteraad had bij de vaststelling van het bestemmingsplan rekening moeten houden met de vergunning die al in 2020 was aangevraagd. Daarbij had de gemeenteraad moeten uitleggen hoe de woonbestemming zich verhoudt tot die uitbreiding. Het maakt daarbij niet uit of de melkveehouder het aantal dieren niet meer kan uitbreiden. Het is namelijk ook mogelijk dat hij zijn huidige aantal dieren meer leefruimte wil geven. Verder moet de gemeenteraad inzichtelijk maken wat de gevolgen van de woonbestemming zijn voor het woon- en leefklimaat op dat perceel. Dat de woning sinds 2000 zonder klachten als burgerwoning wordt bewoond is onvoldoende.
Conclusie
Deze zaak laat zien dat verschillende bestemmingen met elkaar kunnen botsen. Welke bestemming dan voor gaat is afhankelijk van het geval. In deze kwestie is het de melkveehouder die zijn rechten voorlopig verzilverd. Hij is er nog niet, want de gemeenteraad moet een nieuw besluit nemen. Hij mag daarbij de woonbestemming zwaarder laten wegen. Dat heeft dan wel gevolgen voor de aangevraagde vergunning. Die kan overigens niet zomaar terzijde worden geschoven.
Deze blog bevat algemene informatie en is niet gericht op specifieke, individuele gevallen. De informatie uit deze blog kan dan ook niet als juridisch advies worden gekwalificeerd. Mocht u naar aanleiding van deze blog of in het algemeen vragen hebben met betrekking tot uw eigen specifieke situatie, neem dan contact op met een van onze advocaten.